Net voor Covid werden wij gecontacteerd door de heer Edward Desmedt, die ons liet weten dat hij graag aan ons genootschap voor Heemkunde De Swaene een schilderijtje schonk van het kasteel Waesbroeck.
De reden die hij opgaf was dat zijn moeder, Isabella Decoene, van 1926 tot 1942 met haar ouders : Marcel Decoene - Maria Van den Brande, op dit kasteel gewoond had, alhoewel hier al onmiddellijk al een correctie moet doorgevoerd worden. Gezien hun landbouwactiviteiten waren zij woonachtig in een kleiner gebouw, dat in de volksmond het kasteeltje Waesbeek genoemd werd, terwijl anderzijds het echte kasteel Waesbroeck, door velen ook le Château de Béthanie, of kasteel Bethanie genoemd werd.
In de periode dat de moeder van onze schenker er woonachtig was, werd in le Château de Béthanie of het Bethaniënhof, nl. een opvanghuis-internaat voor meisjes gerund.
En het moet gezegd dat wanneer men opzoekingen doet rond dit alles, het een volledig kluwen is, en mensen de termen “Waesbroeck”, “Waesbeek”, “Bethanie”, “Kasteelhoeve”, allemaal door elkaar gebruiken. En dit is ook zo in de (weinige) artikels die over de site verschenen.
Dan is het goed om even te kijken naar oude kaarten. Op deze van de abdij van Vorst uit de 17de eeuw (1638), ziet men dat men zowel de hoeve Elishout als het kasteel Waesbroeck vermeld staan.
Ook kaarten die het hebben over de veldslag om het Rad, die plaatsvond op 14 november 1792, verwijzen naar de twee.
Tenslotte zijn er ook zeker nog de topografische kaarten Vandermaelen, die het hebben over Waesbroeck en Waasbeek.
Het schilderij dat ons geschonken werd, verwijst naar Waesbeek, dat waarschijnlijk gelegen is tussen de Lijsterstraat en het kanaal Brussel-Charleroi, terwijl het kasteel Waesbroeck eerder te zien was vanaf de Bergensesteenweg.
Los daarvan hebben we natuurlijk ook nog het Hof Elishout, of hoeve Elishout.
De Elishout Hoeve is één van de oudste hoeven van Anderlecht, want haar oorsprong dateert uit de 12de eeuw. Rond 1173 werden gronden door verschillende edellieden geschonken aan de abdij van Vorst. Het ging o.a. om giften van Hertog Godevaert de Trie, Eggebert van Bijgaarden, van vrouw Laureta, dochter van Diederik van Vlaanderen, die een religieuze was van de abdij, e.a.
De abdij van Vorst had in onze streken verschillende pachthoeven, o.a. het Neerhof, het Hof ter Mulle, het Zoniën. In die tijd strekte het Zoniënwoud zich ook uit tot aan de Bergensesteenweg. De Hoeve Elishout, die oorspronkelijk in klei werd opgetrokken, was dan ook in het bos ingepland.
De naam Elishout zou verwijzen naar het Elzenbos, dat er toen was. Het goed omvatte 12 bunders, waarbij 1 bunder gelijk is aan 1 hectare. Een hectare werd meestal ingedeeld in verschillende dagwanden, die gelijk waren aan 25 aren (alhoewel in sommige streken was een dagwand gelijk aan 10 aren).
In tegenstelling met andere pachthoeven, wiens landerijen rond de hoeve lagen, waren hier verschillende percelen verspreid. Zo had men “Achter den bos” - “Lange haag” - “Lange Veld” - “Aaveld” - “St-Anna-veld” - “Pedeveld” - de “Leefputten” enz.
Zoals gezegd bestond de eerste Elishout Hoeve uit klei en werd ze opgetrokken meer naar de Lijsterstraat toe. Zij was enerzijds beschermd door een vijver, anderzijds door een haag. In die tijd bestond de hoeve uit een woonhuis, stallen en twee schuren. De tweede schuur noemde men de “Tiende schuur”. Hier werd het graan voor de abdij opgeslagen. In die tijd moest de pachter nl. één tiende van zijn oogst afstaan aan de abdij. De pachter bezat feitelijk niets want de hoeve met inboedel was eigendom van de abdij, zoals dit ook bevestigd werd in een pachtbrief uit 1433, die nog berust in de archieven van de abdij van Vorst.
Dat de inboedel van de boerderij aan de abdij toebehoorde is logisch, gezien op het ogenblik dat de kloosters hun hoeve, die ze oorspronkelijk zelf exploiteerden met lekenbroeders, verhuurde aan vrije pachters, deze laatsten vaak niet het kapitaal hadden om onmiddellijk dieren en alaam aan te schaffen.
Leuk om weten is dat de abdis ook het recht had enkele dagen per jaar op de hoeve te komen doorbrengen, soms met haar gevolg.
Elke hoeve had ook in het midden een duiventil. In die tijd was het een gebruik dat de pacht van vader op zoon overging, waardoor men vaststelde dat er op de Elishoeve tot 1799 slechts enkele pachterfamilies waren, zoals Van Bever, Van Cutsem, Verheyleweghe, en Crookaert.
Het belang van de Elishouthoeve kan men ook afleiden uit het kaartboek van de abdij van Vorst van 1638, dat een goed beeld geeft van het hof op dat moment. Men ziet dat het gaat om een woonhuis met verdieping, waaraan een koe- en paardenstal gehecht is. Er is ook sprake van twee schuren en schaapstallen verspreid onder het geheel, met naast de duiventoren ook een wagenhuis. Op diezelfde kaart vindt men ook het kasteel Waesbroekhof, het Hof ter Vleest en de kapel van Aa.
Het Hof Elishout zoals we het nu kennen is een gebouw uit de 18de eeuw. De cijfer-ankers vormen het jaartal 1754, maar de herbouw was al begonnen in 1702. Op te merken valt dat de nieuwe hoeve niet helemaal op de plaats staat van de oorspronkelijke oude hoeve.
Alleszins was het vanaf toen eerder bekend onder de naam “Pachthof van Depie” naar de naam van de pachtersfamilie. Op het ogenblik van de Franse Revolutie werd natuurlijk de boerderij verkocht, en na de revolutie kende de boerderij nog verschillende eigenaars.
In de jaren ’70 van vorige eeuw wou men de hoeve slopen.
Gelukkig heeft men dan een oplossing gevonden door het geheel te klasseren.
En nu is iedereen blij dat de Hoeve Elishout er nog staat.
Het is op dit ogenblik bouwkundig erfgoed, waar de Coovi campus graag mee uitpakt.
Wanneer we teruggrijpen naar de grootouders van de schenker van het schilderij, dat nu berust in het archief van De Swaene, dienen we het volgende te vertellen.
Zijn grootmoeder, Maria Van Den Branden, geboren in 1878, was afkomstig van Wieze. Volgens haar kleinzoon waren haar ouders zeer bescheiden landbouwers, en zo herinnerde hij een verhaal van zijn eigen moeder die vertelde dat haar grootmoeder te voet van Wieze naar Brussel ging om er eieren te verkopen. Het moet een energieke vrouw geweest zijn, want ze is na haar jeugd op de boerderij gaan werken in een melkerij in het productieproces om melk kiemvrij te maken d.m.v. ultraviolette lichtstralen. Er was toen nog geen kennis of bescherming tegen de schadelijke invloed van UV-licht op de ogen, en zij is daardoor ook wel slechtziend geworden. Later heeft ze met een zus en twee broers beslist om zelf een hoeve te pachten, en zo is ze in hoeve Elishout terechtgekomen. Vermoedelijk was dit reeds rond 1910. Zij is overleden op 72-jarige leeftijd in 1950.
Marcel Decoene was afkomstig uit Woumen-Diksmuide, waar hij geboren werd op 28 augustus 1893. Bij de aanvang van WOI is hij gevlucht, door de Duitse linies getrokken, en terechtgekomen in Limburg, waar gedurende de oorlogsjaren hij op een boerderij gewerkt heeft.
Begin 1919 besliste hij om terug te keren naar zijn geboortestad. En hij heeft dat natuurlijk te voet moeten doen, en dus van hoeve tot hoeve, waar hij er soms maar één nacht verbleef, maar meestal langere tijd om te helpen en ook wat centen te verdienen. En zo is hij ook in de loop van dat jaar 1919 toevallig terechtgekomen in de hoeve Elishout, waar hij verliefd werd op de pachtster, zijnde mevrouw Maria Van Den Branden. Zij was al 42 jaar oud, hij slechts 26 jaar.
Blijkbaar heeft de liefde toch wel alles overwonnen, want hij is het jaar daarna teruggekeerd om haar ten huwelijk te vragen, en ze zijn daadwerkelijk ook gehuwd op 17 oktober 1920 in Anderlecht. Na dit huwelijk trok Marcel Decoene in bij de zus en broers van zijn echtgenote, die pachters waren van Elishout. Deze laatsten zijn uiteindelijk dan wel verhuisd, maar in 1926 zijn alleszins Marcel Decoene en zijn echtgenote eveneens verhuisd, en ditmaal naar de pachthoeve Waesbeeck, bestaande uit een klein kasteeltje type manoir, en een losstaande hoevegebouw in kruisvorm.
Zij gingen er wonen niet alleen met hun enige dochter, Isabella Decoene (geboren in Anderlecht op 11.06.1924) maar ook met de ongehuwde moeder en zus van Marcel Decoene, Rachel Decoene, die in 1924 haar echtgenoot, Guillaume Van Himst (een arbeider die werkte aan de verbreding van het kanaal Brussel-Charleroi : werken uitgevoerd tussen 1922 en 1926) ontmoette, en ermee huwde.
Wanneer men op Wikipedia de levensloop bekijkt van Marcel Cyriel Corneel Decoene, merkt men dat hij landbouwer-veekweker was in Anderlecht van 1920 tot 1942, waarna hij verhuisde naar Sint-Pieters-Leeuw. Maar het is een feit dat hij gans zijn leven een meer dan ijverige bij was. Zo was hij stichter-voorzitter van de boeren- en hoveniersgilde van Anderlecht Veeweide. Zo was hij ook bestuurslid en voorzitter van de herverzekering tegen paardensterfte in Brabant, en stichtte hij in 1926 het Davidsfonds Anderlecht-Veeweide, waar hij ook voorzitter van was. Ook was hij actief binnen de Belgische Boerenbond, waar hij zowel afgevaardigde was van de Arrondissementsbond, bestuurslid, voorzitter (van 1936 tot 1946), lid van de Bondsraad en lid van het Hoofbestuur.
Hij was tevens ondervoorzitter van het Verbond der Ziektebestrijding voor Brabant, en ook nog eens bestuurslid, ondervoorzitter en voorzitter van het Arrondissementsverbond van de boeren- en hoveniersgilde.
Belangrijk is ook te melden dat hij gemeenteraadslid was in Anderlecht van 1926 tot 1938. En gedurende een aantal jaren heeft hij dit mandaat gecombineerd met dat van provincieraadslid in Brabant, nl. van 1932 tot 1936. Daarna ging het snel voor hem, want van 1946 tot 1960 was hij eveneens senator, eerst verkozen voor het arrondissement Brussel, daarna provinciaal, en daarna gecoöpteerd senator voor de CVP ter vervanging van A. Breyne. Hij kreeg verschillende onderscheidingen en eretekens, nl. het speciaal landbouwereteken in 1931, geridderd in de Orde van Leopold II in 1938, ridder in de Orde van Leopold in 1954.
Uiteindelijk is Marcel Decoene overleden in Halle op 30 januari 1960. De reden waarom Marcel Decoene, na toch wel 22 jaar landbouwer-veekweker geweest te zijn in Anderlecht, uiteindelijk verhuisde richting Sint-Pieters-Leeuw, lag in het feit dat hij heel wat weilanden in eigendom en in pacht had in Zuun, waar het vee ook ’s nachts bleef staan. Tijdens de oorlogsjaren gebeurde het wel eens dat er dieren verdwenen. En daarom had hij samen met zijn echtgenote besloten om te verhuizen naar Zuun, zodat het vee ’s avonds van de weide kon gehaald worden en veilig in de stallen kon overnachten. Aldus heeft hij het domein Klein Bijgaarden gekocht, gelegen aan de Klein-Bijgaardenstraat, naast het noviciaat van de paters van Scheut in Sint-Pieters-Leeuw.
Ook moet men opmerken dat Marcel Decoene uiteindelijk de politiek meegekregen had met de paplepel, want zijn eigen vader, Franciscus Eduardus Decoene (1852-1939) was burgemeester van Wouwen van 1904 tot 1924. Marcel Decoene was senator voor de christelijke volkspartij. Sommigen schrijven dat hij als een soort tegengewicht tegen de actie van de gemeente Anderlecht om een vakantieverblijf voor de kinderen van de gemeentescholen ter beschikking te stellen in Neerpede, hij tijdens de schoolvakanties de kinderen van de vrije scholen ook op dagkolonie liet komen op zijn domein in Anderlecht.
De moeder van onze schenker, mevrouw Isabella Decoene, werd geboren in Anderlecht op 11.06.1924. Zij is spijtig genoeg overleden in Antwerpen op 13.07.2018. Zij was enig kind wat nogal te begrijpen valt, gezien haar moeder op het ogenblik van de bevalling al 46 jaar oud was. Zij is gehuwd op 31.03.1948 met Emmanuel Desmedt (20.04.1914 - 08.03.2008), zoon van Karel De Smedt, bierbrouwer te Opwijk.
Er is al heel wat, zoals hoger gezegd, geschreven over het kasteel van Aa en de hoeve Waesbroeck. Maar Michel de Waha heeft in een artikel “het bedrijf van de heren van Aa” in het tijdschrift van het Gemeentekrediet van België van 1979 duidelijk afgerekend met al die door elkaar gehaalde stellingen. Hij kan aantonen dat de cultus van Aa moet worden vereenzelvigd met de hoeve van Waesbroeck, die tussen de tweede helft van de 11de eeuw en 1150 is ontstaan in het oorspronkelijk dorpsgeheel, dat o.a. de kerk bevat.
Belangrijk is ook te melden dat Robert de Viron (22.06.1860 - 23.03.1929) een baron die zowel advocaat als burgemeester van Dilbeek was, op het kasteel Waesbroeck zou geleefd hebben in 1901.
In 1096 deed de genaamde Guilbert van Aalst een schenking aan de abdij van Affligem om een dochterpriorij op te richten. Zijn bedoeling was om alle dames die achterbleven omdat hun partner ter kruisvaart trok, een veilig onderkomen zouden hebben.
De eerste abt van Affligem heeft de priorij laten overbrengen naar Vorst, waar uiteindelijk dan een volwaardige abdij werd gesticht onder het bisdom Kamerijk in 1238.
Het waren enkel voorname dames die konden intreden, en daardoor groeiden natuurlijk de bezittingen van de abdij zeer snel, ook dankzij schenkingen van de hertogen van Brabant en de burggraven van Brussel. Zo hadden ze ook heel wat hoeves.
Alleszins heeft de abdij van Vorst van 1105 tot 1796 Benedictinessen gehuisvest, en zij was een zeer machtige abdij waarbij enkel maar de abdij van Ter Kameren enigszins kon concurrerend zijn.
Spijtig bleven slechts de 18de-eeuwse bijgebouwen van de abdij bewaard, die nu eigendom zijn van de gemeente Vorst.
Wanneer we er het beroemde naslagwerk van Wauters “‘Histoire des Environs de Bruxelles” op naslaan, lezen we over het Hof ter Waesbroeck het volgende :
« L’hof te Wasbroeke, propriété de M. Evrard-Goffin, ancien échevin de la ville de Bruxelles, appartint successivement à Jean Pape d’Aa, sire Alard Van Os, receveur du Brabant (vers 1556), maître Jacques de Valenciennes, Jean de Froyère et Jean de Coudenberg (vers 1442) ; le couvent de Sept Fontaines et plusieurs hospices et hôpitaux de Bruxelles en devinrent possesseurs, et le cédèrent en 1542, à maître Simon Longin. Les héritiers de maître Jean-Josse Du Trieu, avocat au conseil de Brabant, et de Marie-Madeleine de Fraye, vendirent, le 16 octobre 1789, le château et la ferme de Waesbroeck à Charles Swert, poissonnier de Bruxelles. Le château comprend aujourd’hui : parmi ses dépeandances, la ferme d’A ou d’Hillinshout ; Eleshout ou Elshout, ainsi appelée d’un grand bois qui s’étendait jadis au sud du hameau d’Aa et qui appartenait aux seigneurs du lieu. Ceux-ci en abandonnèrent une partie à l’abbaye de Forêt, qui y joignit l’alleu de Goswin d’Erpe et 20 bonniers donnés par Arnoul d’Assche, sa sœur Ermengarde, et une dame nommée Sybille (charte du duc Godefroid, de l’an 1175). La ferme d’Elshout a été agrandie et réparée à plusieurs reprises, entre autres en 1682 et en 1764. Au quatorzième siècle, une ermite y habitait et recevait tous les ans, de l’abbesse de Forêt, propriétaire de la ferme, deux geltes et demie de liqueur de houblon (hoppe)».
“Het hof te Wasbroeke, eigendom van M. Evrard-Goffin, voormalig schepen van de stad Brussel, behoorde achtereenvolgens toe aan Jean Pape d'Aa, Sire Alard Van Os, ontvanger van Brabant (rond 1556), Maître Jacques de Valenciennes, Jean de Froyère en Jean de Coudenberg (rond 1442); het klooster van Sept Fontaines en verschillende Brusselse hospices en ziekenhuizen werden eigenaar en verkochten het in 1542 aan Maître Simon Longin. Op 16 oktober 1789 verkochten de erfgenamen van Jean-Josse Du Trieu, advocaat in de Brabantse Raad, en Marie-Madeleine de Fraye, het kasteel en de Waesbroeck hoeve aan Charles Swert, een Brusselse visverkoper. Het kasteel omvat nu, onder de bijgebouwen, de boerderij van A of Hillinshout; Eleshout of Elshout, genoemd naar een groot bos dat zich ooit ten zuiden van het gehucht Aa uitstrekte en toebehoorde aan de plaatselijke heren. Ze schonken een deel ervan aan de abdij van Vorst, die er het land van Goswin d'Erpe aan toevoegde en 20 hectare geschonken door Arnoul d'Assche, zijn zus Ermengarde en een dame genaamd Sybille (charter van hertog Godefroid, 1175). De hoeve van Elshout werd meermaals uitgebreid en hersteld, o.a. in 1682 en 1764. In de veertiende eeuw woonde er een kluizenaar die elk jaar twee en een halve geltes hoplikeur (hoppe) kreeg van de abdis van Vorst, die eigenaar was van de hoeve.”
Gezien alleszins hoe men het ook noemt, het kasteeltje of de hoeve waarvan sprake, zich bevindt op de domeinen van Coovi-Ceria, lijkt het goed om daar toch even de historiek van terug te geven.
In 1911 werd daar voor het eerst gedacht om een geschoolde opleiding voor bakkers/banketbakkers te organiseren. Maar toen brak de Eerste Wereldoorlog uit en werd alles wat op de lange baan geschoven.
In 1929 heeft de provincie Brabant dan toch een gebouwtje gekocht aan de Herzieningslaan in Anderlecht om vooral avondleergangen te organiseren in de beide landstalen, wat men dan noemde de provinciale vakschool voor bakkers, banketbakkers, suikerbakkers en chocoladebewerkers.
Met de Tweede Wereldoorlog kijkt men niet alleen aan tegen het oorlogsgeweld, maar ziet men zich ook een beetje afgesneden van de noodzakelijke bevoorradingen om de opleiding naar behoren te kunnen verder geven.
Maar dat heeft er ook iedereen toe gebracht om een beetje verder te denken maar ook om te dromen van andere vakopleidingen.
In 1945 gaat men alleszins al over tot het organiseren van de dagopleiding, omdat het aantal geïnteresseerden zo groot is en de avondleergangen alleen dit niet meer kunnen opvangen. Men had trouwens al sinds 1930 een aantal lessen ook gegeven in het gedeelte van het Zuidpaleis, maar men stelde al vlug vast dat dit alles onvoldoende was om iedereen nog onderdak te kunnen geven.
Men droomt dus van het bijeenbrengen van alle opleidingen en alle scholen, ook een internaat uit te bouwen, een klasserestaurant te hebben, een feestzaal, sportterreinen, etc. En de zoektocht kon dus beginnen.
Men koopt derhalve het domein Waesbroeck genaamd van 8 hectaren groot aan in 1948 en onmiddellijk wordt een wedstrijd uitgeschreven voor architecten. Op 25 oktober 1949 wordt de eerste steen van de nieuwe gebouwen gelegd door gouverneur
Demedts. Men hoopt alles rond te krijgen in 1951, maar dat jaar gebeurt er een drama in die zin dat op het ogenblik dat een personeelslid zich voor de commissie bestaande uit o.a. Marc Henri Van Laer, Raymond Sterck Raymond Hubrant, Emile Grison en griffier Kestelijn moet verantwoorden, begint hij te schieten en er vallen drie slachtoffers, nl. Raymond Sterckx, Henri Van Laer, en Raymond Hubrand.
Niettemin zal men toch de leerlingen laten intrekken in de gebouwen, en dan volgt regelmatig uitbreiding van het geheel.
In 1965 worden de verschillende scholen ontdubbeld in Nederlandstalige en Franstalige afdelingen om te voldoen aan de taalwetten. Het daaropvolgend jaar wordt ook een neutraal opzoekingscentrum geopend vooral voor het onderzoeken van gistingen.
In 1974 bestaat de school 25 jaar en om dat te vieren zet men ook een totempaal, die te zien is vanaf de Steenweg op Bergen, en die er nog altijd staat. Hij werd gebeeldhouwd door de heer Lamon. Hij werd gebeeldhouwd in een tiamatstam, afkomstig uit Ivoorkust. Bij aankomst woog hij 4000 kilo, maar na bewerking was het nog 2800 kilo. Hij is opgedragen aan de jeugd en stelt de activiteiten van het centrum voor.
Het is toch belangrijk op te merken dat op deze site men van in het begin ook sportinstallaties heeft uitgebouwd, met o.a. een olympisch zwembad, bootloodsen, hertellingsatelier, en een café voor de Cercle des Régates.
Belangrijk is dat met de jaren het domein uitgebreid werd tot 20-21 hectaren, maar men heeft ook altijd veel elementen van het oude park van het kasteel behouden, zoals de vijver, het toegangsportaal, etc.
Antoine Courtens was de belangrijk architect van de gebouwen en bijgestaan door de gebroeders Polak. De wens van de architecten was om een domein met veel licht, met veel lucht, en mooie perspectiefzichten en gemakkelijke toegangen en goed toezicht uit te bouwen.
Architect Courtens werd beïnvloed door de architectuur van de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright. In 2005 heeft men dan nog eens zeer grote werken gedaan want de kokschool Elishout in Anderlecht werd volledig gerestaureerd. Er werd ook een nieuwe toren gebouwd met leskeukens en een restaurant dat alles altijd ingegeven door het stijgend succes, zowel van dag- als van avondonderwijs.
De provincie Brabant was altijd verantwoordelijk voor de campus. Maar na de splitsing van Brabant werden het de VGC en de Franstalige tegenhanger COCOF verantwoordelijk. Die samenwerking is altijd zeer moeilijk verlopen en in 1998 werd de inboedel verdeeld. En het is zo dat in 2000 de VGC besliste om zijn deel te renoveren, wat dan uiteindelijk in 2005 een feit was.
Gezien het duidelijk is dat we nog niet alles weten over deze site, en we vooral nog altijd heel wat onduidelijkheden moeten wegwerken rond de klassieke naams- en begripsverwarring tussen hoeve, kasteel Waesbroeck, de Bethanie, Elishout, zijn we u zeer dankbaar indien u op basis van dit artikel zou reageren en ons eventueel bijkomende informatie zou willen toespelen.
Tekst : Myriam Van Varenbergh
September 2024
Genootschap voor heemkunde in Anderlecht
Heeft u een vraag, een opmerking of wil u lid worden van onze vereniging? Stuur ons een bericht en wij nemen contact met u op.