In 2022 vieren de Brusselse tuinwijken hun Eeuwfeest. Tal van initiatieven werden genomen en zo ook werden in Anderlecht de 3 tuinwijken in de kijk gezet in het weekend van 21 en 22 mei 2022. Zelf gingen we mee op stap onder leiding van Elisabeth Kubiak, in de tuinwijken Moortebeek en Goede Lucht. Maar de derde tuinwijk is ook geen onbekende voor ons.
Tuinwijken gaan terug op het concept van de Engelse stedenbouwkundige Ebenezer Howard.
Geboren in Londen op 29 januari 1850, vertrok hij op 21-jarige leeftijd naar de Verenigde Staten, meer bepaald naar de staat Nebraska. Maar zijn droom om boer te worden borg hij daar onmiddellijk op om te verhuizen naar Chicago, waar hij als journalist werkte voor rechtbanken en kranten.
Hij wou vooral de kwaliteit van het leven verbeteren. Enkele jaren later, meer bepaald in 1876, keerde hij terug naar zijn vaderland en begon hij zijn loopbaan bij het bedrijf Hansart, dat officiële transcripten voor het parlement verzorgde.
Hij las heel veel, o.a. de utopische novelle Looking Backward van Edward Bellamy. Hij was ook bezig met sociale problemen. Dit alles resulteerde uiteindelijk in zijn boek To-morrow : A Peaceful Path to Real Reform, dat uitkwam in 1898.
Later werd dit boek na de herdruk in 1902 beter bekend als Garden Cities of To-morrow. Hierin schetst hij beelden van steden zonder sloppenwijken, maar met toch de voordelen van de stad en ook de voordelen van het platteland, die gecombineerd werden. En aldus wordt hij beschouwd als één van de grondleggers van de tuinwijken.
Ook in België nam de industriële revolutie een enorme opgang en zag men dat de stad meer en meer uitbreidde. Het concept van de tuinwijken, dat juist kwam overgewaaid, o.a. uit Engeland en Nederland, wou die steden ontlasten door ze te omringen met zelfstandige wijken, waarbij men als het ware een soort van voorstedelijke tuinwijk zou creëren, waar solidariteit en gelijkheid zou heersen.
Men wou ook de arbeiders verbeterde woonomstandigheden aanbieden en ze tegelijkertijd aantrekken dicht bij de steden, alwaar ze konden werken. Men was volop bezig met dit project toen Wereldoorlog I kwam en dat heeft ervoor gezorgd dat een aantal projecten pas later gerealiseerd werden.
Alleszins werd in Anderlecht de huisvestigingsmaatschappij “de Anderlechtse Haard” opgericht in 1907, en heeft deze eerste woningen gebouwd in de tuinwijk Het Rad tussen 1907 en 1908.
Na de Eerste Wereldoorlog werd er verder gebouwd en ontstonden er ook coöperatieven om andere tuinwijken uit te bouwen. Dit was o.a. het geval voor de tuinwijken Goede Lucht (door de Anderlechtse Haard in 1923) en tuinwijk Moortebeek (door de Collectieve Haarden gesticht in 1921).
Aldus is Anderlecht alleszins de enige Brusselse gemeente met 3 tuinwijken op haar grondgebied
Wat de wijk Moortebeek betreft, is het de heer Jean-François Hoeben die een prijs gewonnen had om de wijk uit te werken.
Hij spreekt daarvoor een aantal architecten aan en op 20 hectaren bouwt men in de zuivere traditie van Howard Ebenezer tussen 1922 en 1926 de thans bestaande tuinwijk.
De architectuur moest aan de hand van snelle en goedkope bouwtechnieken en materialen inspelen op de woningnood. Deze schaalbesparingen zijn een vaak miskend aspect van de Art Deco en het modernisme.
Zoals gezegd heeft de heer Jean-François Hoeben nog een aantal collega’s architecten aangesproken, die allen meewerkten, te weten :
Bron foto's: Brussels Hoofdstedelijk Gewest INVENTARIS VAN HET BOUWKUNDIG ERFGOED
De collectieve vereniging, “de Collectieve Haarden” – “Les Foyers Collectifs” werd opgericht met een 231 coöperanten, waaronder 2/3de arbeiders, 1/3de beter gesitueerden. Zij zijn de alleroudste collectieve vereniging in het gewest, ouder bvb. nog dan “Floréal” in Watermaal-Bosvoorde.
En van in het begin hebben de inwoners de handen in elkaar geslagen om de wijk te onderhouden. En dat werkt.
Het is inderdaad opvallend dat deze wijk nog altijd er heel mooi en proper bijligt. En dit is omdat nog heden ten dage men er echt op toeziet dat eigenaars of huurders allen goed instaan voor het onderhoud van hun huis.
In 1920 betaalde men ongeveer 20.000 BEF voor een woning, opgetrokken in baksteen, met Pottelbergdakpannen. Het positieve is ook dat men in deze wijk de natuurlijke hellingen behouden heeft en dus dat men niet een wijk in dambordperspectief heeft aangelegd.
De ramen moeten nog altijd geschilderd worden in de oorspronkelijke kleur en nu nog wordt elke keer zelfs het nummer van de verf doorgegeven indien iemand ze wil aanpakken.
De living van huizen is steeds west of zuid gericht. Men moet zich voorstellen dat in het begin er geen straten waren en dat de mensen nog op klompen liepen tussen de modder. Daarom dat het ook vaak het “Petit Moscou” genoemd werd. Heel bewust heeft men in de huizen maar kleine kelders voorzien en dit was om onderverhuring tegen te gaan.
Opvallend is trouwens dat weinig huizen verkocht werden. Ook opvallend is dat er hier geen zgn. doorsteeksteegjes zijn : “les Venelles” of de “Cachen”, zoals men dat in Liedekerke noemt.
Voor de oorlog brachten mensen ook hun vrije tijd in de wijk door. Zij hadden o.a. de Cercle de Moortebeek, die nu de Cercle d’Education Physique et Morale de Moortebeek genoemd wordt, en die talloze sportieve en culturele activiteiten organiseerde in de Chalet in de Sévignéstraat. Nu is dat nog altijd een ontmoetingsplaats, waar ook vroeger “bal populaire” georganiseerd werd en danscursussen.
Tijdens de oorlog heeft men er heel wat Spaanse oorlogsvluchtelingen een onderdak gegeven en werden de tuintjes omgevormd tot moestuinen. Na de oorlog is de zaak beginnen veranderen omdat koning auto al zijn intrede deed en mensen ook verder gingen dan de wijk. Uiteindelijk was het de familie Lombaerts die de werkelijk bezielers waren van de wijk en vandaar dat er nog altijd une Fondation J.E. Lombaerts bestaat.
Opvallend is ook dat alle straten in deze wijk genoemd zijn naar een beroemde schrijver. En dit was omdat men bij de aanleg van de tuinwijken ook volksverheffend wou werken of m.a.w. de bewoners wat bekend maken met cultuur of met bepaalde deugden.
Rechtover de huizen vindt men ook een aantal blokken die opgetrokken werden in de jaren ’50 door de Anderlechtse Haard. Dit is van een totaal andere orde. Men herkent appartement uit de jaren ’50 omdat men met natuurstenen op de benedenverdieping werkte. De Brunfaut-huisjes, zoals men ze noemt, hebben meestal ossebloed en beige als kleuren. In de wijk werden ook de blokken opgetrokken pour “Vieux Ménages”, d.w.z. mensen die al lang in de wijk wonen, maar die de kinderen het huis zagen uitgaan, of die oud werden en die alleenstaand waren. Men groepeerde hen terug bij elkaar.
In de wijk ziet men dat er in de tuin bergingen staan, die allemaal uniform zijn gebouwd. Ze waren van een zekere grootte omdat men op die manier de bewoners kon toelaten om er kippen en konijnen te houden, niets anders. En het reglement voorziet ook dat ze groenten en fruit konden kweken in de achtertuin, maar zeker niet in de voortuin.
In de Tolstoistraat staat een herdenkingssteen voor Jean Lombaerts, die aangeduid wordt als Le Prometteur et Gérant de la Société Coopérative de Locataires les Foyers Collecfits. De herdenkingssteen staat trouwens aan de voorgevel van een zgn. bâtiment pour vieux ménages, waarvan de architect de heer Mouton was.
Jean Lombaerts was in feite een arbeider die een cruciale rol gespeeld heeft in de tuinwijk. Hij werd geboren in 1883 en verloor vrij vlug zijn vader, waardoor hij op 9-jarige leeftijd de school moest verlaten en dan maar geld probeerde te verdienen om het gezin te onderhouden, zowel als brood- en banketbakker, leerjongen, carrosseriebouwer, en arbeider gespecialiseerd in het maken van gloeilampen. Uiteindelijk raakte hij betrokken bij de arbeidersbeweging en werd hij zelfs secretaris van de Brusselse Metaalvakbond.
Tijdens de eerste Wereldoorlog werd hij 3 jaar lang vastgehouden in Duitsland, maar na de oorlog groeide zijn interesse voor de tuinwijken en zo heeft hij zich ook beginnen bezighouden met het dagelijks beheer van Moortebeek.
Hij stierf in december 1950 vóór zijn laatste project voltooid werd, nl. het zgn. appartementsgebouw voor oude gezinnen, dat zijn naam draagt (Agronoomstraat 126 tot 150). Na het overlijden van zijn dochter Eléonore in 1986, heeft Robert De Bruyne de “Jean et Eléonore Lombaertstichting” opgericht.
In de Sévignéstraat vindt men nog altijd de Chalet de Moortebeek, die een modernistische zaal is, gebouwd in de jaren ’30. En daar rechtover vindt men de Fondation J. E. Lombaerts op het nr. 16.
Belangrijk is toch op te merken dat vroeger in de wijk er 4 winkels waren, waaronder een kruidenier, waar o.a. dagelijks het brood van de Maison du Peuple geleverd werd, een beenhouwer, en een ijzerwinkel. Later is er ook nog een apotheek gekomen, maar ook deze is weg, zodanig dat er op dit ogenblik geen winkels meer in de wijk te vinden zijn.
In de Corneillestraat is een huis gewijd aan wie het onderhoud deed. In de Sévignéstraat nr. 9 vindt men een huis met een prachtige tuin. Het is te verklaren omdat er een oud tuinier van de wijk inwoont. Op de hoek van de Sévignéstraat en de Homerusstraat vindt men ook een standbeeldje van de heer Albert Martaux (1886-1949). Hij was een Belgische arts en politicus voor de socialistische BWP en later de CBP, de communistische partij.
Hij was gemeenteraadslid in Brussel, maar heeft ook gezeteld in de Kamer voor volks-vertegenwoordigers.
In de Homerusstraat vindt men een blok van enkele woningen, die in het prille begin verkocht werden en die oorspronkelijk gebruikt werden om oorlogsinvaliden in onder te brengen. Een blok uit de jaren ’30 in de Sévignéstraat van de hand van architect Mouton werd verbouwd en nu zijn er minder wooneenheden in terug te vinden.
In de Fénelonstraat vindt men nieuwe blokken en een parkje. In de jaren ’50 werd er een klein paviljoen aangelegd met keramische steentjes en opvallend is dat geen van de ruimten die men erin terugvindt, gewoon rechthoekig of vierkant zijn.
De Goede Lucht is een tweede tuinwijk van Anderlecht, opgericht tussen 1921 en 1923. Men moet zich goed inbeelden dat dit opgericht werd in het platteland, ver verwijderd van de in die tijd bebouwde gebieden.
De gronden werden nl. door de gemeente aangekocht van een Dilbeekse familie De Meuter. Het geheel werd uitgebouwd toen dat er in Brussel de grote werken aan de gang waren voor het realiseren van de Noord-Zuidverbinding, waardoor vele mensen onteigend waren, maar men ook heel wat arbeiders moest aantrekken. En het leek dan ideaal om mensen te lokken omwille van goede lucht, net buiten de stad.
Men vindt deze filosofie nog terug in de straatnamen, die in feite beloftes inhielden over een nieuw en ander leven i.p.v. het zogezegd ongezonde leven in het midden van de stad.
Denken we maar aan de Hygiënestraat, de Heilzaamstraat, de Gezondheidsstraat, de Vruchtbaarheidsstraat, de Geluksstraat, etc.
Op 15 maart 1923 heeft zijne Majesteit koning Albert I de eerste steen gelegd van het toekomstig geheel van sociale woningen. Zijn herdenkingsstenen zou men nog moeten terugvinden op de nrs. 567 en 569 van de Itterbeekselaan.
In de eerste fase had men veel aandacht voor de gevels en de eerste woningen werden opgetrokken langs de Geestdrifstraat.
Een tweede fase kwam er later rond het Séverineplein, waar men ziet dat er met een veel soberder architectuur gewerkt wordt.
In de derde fase zijn het appartementsgebouwen, die er komen op de Itterbeeksebaan, en die vooral bewoond worden door oudere personen.
En na Wereldoorlog II komt de vierde fase tot stand, waarbij men merkt dat men met goedkopere materialen o.a. cementblokken, optrekt. En uiteindelijk heeft de bouw van deze wijk een dertigtal jaren in beslag genomen.
Het gaat hem om sociale woningen, waarvan ongeveer de helft in privéeigendom is, en de rest toebehoort aan de “Anderlechtse Haard”.
Architecten hebben zich voor een groot stuk laten inspireren door een werk dat nog altijd kan aangekocht worden en dat van de hand is van Raymond Unwin, nl. “Town planning in practice”. Raymond Unwin was een invloedrijke Engelse ingenieur-architect en stadsplanner, die leefde tussen 1863 en 1940.
Belangrijk was dat in deze wijk ook het schooltje aanwezig was, dat er nog altijd is, waar men terechtkon tot 12 jaar. Het is een Art-deco gebouw waar men zowel in het Nederlands als in het Frans lesgeeft.
Wanneer men na de Wereldoorlog de huizen bouwde, werden er ook badkamers voorzien en 3 à 4 slaapkamers. Dit was een enorme vooruitgang. Trouwens het complex van 36 woningen voor ouden van dagen aan de Itterbeekselaan had als eerste bewoners de Belgische soldaten die opgeroepen waren in 1939 voor de Tweede Wereldoorlog.
Aan de grens met de Ring heeft men de zgn. Craps Building, die gebouwd werd in de jaren ’70. In die tijd was het belangrijk om te kunnen wonen met een zicht op de Ring waar men nu het geluid ontvlucht. De Craps Building is gelegen in de Ferdinand Crapsstraat nr. 2. Deze bevat 10 verdiepingen. Het complex met sociale woningen op hooguit 10 meter afstand van de rijweg, is de enige hoogbouw in de Goede Lucht-wijk.
Belangrijk is trouwens dat in deze wijk nog altijd het grootste aandeel sociale woningen van heel Brussel kan geteld worden, nl. 60%.
Wanneer men door de wijk loopt, valt het op dat de namen van de straten verwijzen naar hygiëne en gezondheid en andere positieve zaken. Zo hebben we de Hygiënestraat, de Matigheidsstraat, de Geestdriftstraat, de Gezondheidsstraat, etc.
Dit is te begrijpen omdat de tuinwijken ontstonden in een tijd waar hygiëne en gezondheid een belangrijke plaats krijgen bij woonprojecten voor arbeiders en het is ook de eerste keer dat er dan grootschalig geïnvesteerd wordt in kwaliteitsvolle woningen voor die groep.
Niet toevallig natuurlijk : de arbeiders waren nog maar net revoluties begonnen in Rusland en in Duitsland en men wou dit persé in België vermijden.
De wijk heeft altijd een vorm van armoede gekend en zelfredzaamheid. In het crisisjaar 1937 bvb. wou het gemeentebestuur een vestiaire bouwen voor de spelers van de lokale voetbalclub, die zich tot dan in het stamcafé dienden om te kleden.
De gemeentearbeiders hadden ook in de dag een mooie in hout uitgevoerde vestiaire opgetrokken, maar ’s nachts werd die al onmiddellijk ontmanteld door de buurtbewoners, die de planken verwerkten in eigen tuinhuizen of konijnenhokjes of gewoon ze opstookten.
De plek waar de vestiaire ooit werd opgericht en al even vlug afgebroken, bestaat niet meer, net als het toenmalig voetbalterrein Bon-Air, dat inmiddels op Dilbeek speelt.
Er was zeker een samenhorigheid in de wijk, die vele facetten had. Want zo is het bekend dat diegene die niet in een Duits werkkamp wilden belanden tijdens de Tweede Wereldoorlog, in de wijk onderdoken raakten. Maar velen onder ons herinneren zich ook nog de regelmatige vechtpartijen, waarbij de jeugd van de Bon-Air nogal eens in andere wijken van Anderlecht wild tekeer ging.
Men vindt nog altijd nazaten van de eerste generatie die in de wijk wonen, maar zij worden meer en meer verdrongen door nieuwe bewoners, vaak met een migratieachtergrond. Met het masterplan dat opgesteld werd voor de wijk blijkt dat er een mengeling is van Noord-Afrikanen, met Centraal-Afrikanen en mensen uit de Balkan, en dat er ongeveer een 1.180 inwoners zijn.
Ook heeft men vastgesteld dat het om een vrij jonge bevolking gaat, waarbij kinderen en tieners meer dan 25% van de huidige bevolking uitmaken.
Leuk is dat de wijk ook een beetje afgebakend wordt door de Broekbeek en natuurlijk vindt men daar de Vruchtbaarheidsstraat. Er is een brugje over de Broekbeek, dat in feite de grens vormt met de gemeente Dilbeek.
Men mag niet vergeten dat sociale woningen al bestonden voor de tuinwijk. Zo had men in Anderlecht de fameuze Cité de la Bougie, die al eind de 19de eeuw bestond, en er waren ook de Marollen.
In de Gezondheidsstraat ziet men op de nummers 10 en 16 een smeedijzeren teken op de voorgevel waaruit men de A en de F kan afleiden van Foyer Anderlechtois, zijnde de Anderlechtse Haard.
Belangrijk is dat men in deze wijk ook de zgn. steegjes heeft en binnentuinen, die gemeenschappelijk zijn en meestal aan een 3 à 4 huizen, en die driehoekig van vorm zijn. Maar men ziet ook dat heel wat bewoners ten onrechte de toegang tot deze tuinen afbakenen, zodanig dat men niet meer vrij tussen de huizen door kan lopen.
Een bekend referentiepunt in de wijk is natuurlijk de superette De Spiegeleer op het Fraterniteitsplein. Vroeger was er ook een postkantoor, dat echter verdwenen is met de komst van het Westland Shoppingcenter en ook het politiekantoor is verdwenen.
Voordat de kerk Sint-Bernadette van de Goede Luchtwijk gebouwd was, dienden mensen voor de mis naar de kerk van Sint-Theresia in Dilbeek te gaan. Zij die aan de andere kant van de Itterbeekselaan woonden, gingen naar Sint-Gerardus Majella in Neerpede.
In 1957 heeft pastoor Vanderniepen de eerste kerk van de tuinwijk laten bouwen. Het was een gewoon houten gebouw, dat men had laten overkomen van Dochamps uit de Ardennen. Een jaar later heeft men al een gebouw gekocht dat dienst had gedaan op de Wereldtentoonstelling en dat gebruikt werd als kerk. En zo ontstond in 1959 officieel de parochie van Sint-Bernadette. Onder dezelfde pastoor Vanderniepen werd er ook een parochiehuis gebouwd, met medewerking van enkele vrijwilligers. Het parochiehuis dat eindelijk af was in 1967 droeg de naam Cardijncentrum. Inmiddels is ook de kerk al ontwijd en buiten gebruik.
Men kan zich de vraag stellen of de naam Goede Lucht nog wel van toepassing is.
Er zijn al verschillende studies gedaan naar luchtkwaliteit en men heeft vastgesteld dat er inderdaad een probleem is met de luchtkwaliteit ter hoogte van de Ring en dus ook ter hoogte van de Craps Building, maar dat er helemaal geen sprake meer is van luchtvervuiling eens men komt in het centrum van de tuinwijk, meer bepaald op het Séverineplein. De nabijheid van de Pajotse velden, die aan de wijk grenzen, zullen daar wel voor een stukje tussen zitten. De vervuiling van de Ring wordt vooral oostwaarts geblazen, weg van de Goede Lucht.
Op dit ogenblik richt de wijk opnieuw de volle aandacht en worden er heel wat initiatieven tot stand gebracht. Naar aanleiding trouwens van de viering 100 jaar tuinwijken werd ook een literair en beeldend project opgestart met Stephanie Lemmens als storyteller en David Nollet als fotograaf, die gedurende 6 maanden op stap gingen en spraken met verschillende bekende en minder bekende personen. Zij hebben dit vastgelegd in tekst en beeld. Sofie Vermeulen als beeldend kunstenares heeft op haar beurt dit alles nog eens verwerkt in haar kaart van de wijk.
Het bracht alleszins ook bewoners dichter bij elkaar omdat verschillende bereid waren om hun huis te laten fotograferen, maar ook teksten aan te brengen op het ogenblik dat er tal van bezoeken gepland werden aan deze wijk.
Het Rad was de tuinwijk die in Anderlecht als eerste het levenslicht zag. Het Rad is één van de eerste tuinwijken van Brussel en de werf onder leiding van Jean-Jules Eggerickx, architect, en Louis Van der Swaelmen (stedenbouwkundige).
Maar zoals terecht door onze gids aangeduid, zijn de tuinwijken in feite uitgewerkt door steeds dezelfde architecten.
En zo vinden we ook terug dat de architecten Bombe, Meckmans, Jonghers en Voets hun hand gehad hebben in de uitbouw van deze wijk.
In 1907-1908 werden de eerste woningen optrokken in de Burgersstraat en de Duivenmelkersstraat. In de jaren ’20 werd de wijk enorm uitgebreid tot bijna 700 huizen.
De laatste van de 688 ééngezinswoningen voor arbeiders worden pas in 1932 voltooid. Opvallend is ook dat het perceelpatroon varieert van het ene huisblok tot het andere en het geheel samengesteld is uit een 60-tal verschillende modellen van huizen, die echter allen uitgerust zijn met een woonkamer, een wasplaats, 2 kleine achterkamertjes, 3 slaapkamers, en een zolder en een tuintje van 50 vierkante meter.
De wijk ligt in het zuidoosten van de gemeente Anderlecht tussen het kanaal Charleroi-Brussel en de Bergensesteenweg. Het was heel lang een landelijk gebied nabij de Zenne, dat al voor een groot stuk gehavend werd en verdween bij het graven van het kanaal.
De tuinwijk Het Rad strekt zich uit over iets minder dan 19 hectaren en wordt in het zuiden begrensd door de Lijsterstraat, in het oosten door de Duivemelkersstraat, in het westen door de Bergensesteenweg en in het noorden door de Wolvenstraat.
Langs de tuinwijk loopt het kanaal en de tuinwijk wordt ook doorkruist door de spoorlijn Brussel-Gent en ligt in de onmiddellijke omgeving van de Ring en het Metrostation Het Rad, gelegen op de Bergensesteenweg.
Opvallend is dat er parken en groene ruimtes zijn voor de inwoners, waarbij het Lustplein bijna het centrale punt is. Het Lustplein geeft een soort van dorpssfeer omwille van de grootte van het plein, de geringe breedte van de omringende straten, de gevels van de ééngezinswoningen die rechtstreeks op de stoepen uitgeven, het petanqueterrein, de overvloedige schaduw van de plataanbomen, en een kunstwerk dat ook aangebracht werd.
In de wijk vindt men een netwerk terug van secundaire wegen, die bestaan uit steegjes, die echter momenteel weinig gebruikt worden.
Belangrijk is op te merken dat in de wijk er ook een beschermd Art-Déco gemeenteschooltje aanwezig is, gebouwd in de jaren ’30. Het is in feite een mengeling van modernisme en Art Déco. Het wijkschooltje werd tijdens het Interbellum gebouwd om de kinderen uit de tuinwijk goed onderwijs in goede omstandigheden te kunnen bieden.
Het schoolgebouw werd in 1937-1938 opgetrokken naar de plannen van gemeente-architect Henri-Charles Wildenbanck.
Naast de eigenlijke klaslokalen bevat het gebouw ook een feestzaal (ook tevens turnzaal), een conciërgewoning en openbare stortbaden. In een bijzonder verzorgd interieur met Art-Déco invloeden werden kwaliteitsvolle materialen aangewend, zoals marmer en Congolees hout. Er zijn ook glas in loodramen van de hand van Frans David Crickx.
Het gebouw werd in 2008 in zijn totaliteit beschermd als monument en geldt als een markant voorbeeld van schoolarchitectuur uit het Interbellum. De gemeente heeft vanaf medio 2015 de restauratie aangevat.
In 1901 werd de Sint-Jozefparochie opgericht (zie een ander artikel op onze website n.a.v. een bezoek met onze leden) en werd een eerste kerkje opgetrokken.
De Anderlechtse Haard was oorspronkelijk eigenaar van alle gebouwen. Later werd ongeveer de helft van de huizen verkocht aan privéeigenaars, maar de bewoners die de kans kregen om de arbeidershuisjes te kopen, slaagden er niet altijd in om ze te onderhouden en aan te passen aan de huidige vereisten en zoals gezegd, strookten de doorgevoerde verbouwingen niet altijd met het karakter van de wijk.
In 2012 heeft men in de wijk het project van participatieve duurzame wijk uitgebouwd, waardoor men een nieuwe dynamiek wou creëren met vele mogelijkheden op sociaal, cultureel, ecologisch en architecturaal vlak.
Het is inderdaad opvallend vast te stellen dat in de wijk leegstand en verloedering stilaan regel geworden zijn.
In 2008 werd nl. al aangekondigd door het lokale wijkcomité dat 51 woningen van een sociale huisvestingsmaatschappij in de Anderlechtse Haard leegstaan, en dat soms al voor vele jaren. De ramen en deuren staan open, waardoor de wind vrij spel krijgt en de huizen aftakelen.
Wanneer men door de wijk wandelt, ziet men inderdaad dat er nog heel wat huisjes gewoon afgesloten zijn met houten planken. Om het geheel wat op te fleuren heeft men vaak ook gedichten aangebracht.
Velen vragen zich af waar de naam “Het Rad” vandaan komt. En men beweert dat het zou afkomstig zijn een folterrad, dat zich op deze plek bevond.
Tekst en foto’s (tenzij anders vermeld) : Myriam Van Varenbergh
Genootschap voor heemkunde in Anderlecht
Heeft u een vraag, een opmerking of wil u lid worden van onze vereniging? Stuur ons een bericht en wij nemen contact met u op.